Het klaaglied van ‘t Korset


Ik ben ‘t korset, oud en versleten

tot op het Balein

Ik werd in de vuilnisbak gesmeten,

wat zal het einde zijn?

De honden, ze zullen met mij spelen.

Hun tanden mij aan ’t lijf verdelen.

Dan dicht ik zelfs nog in de goot,

van al het schoons wat ik eens omsloot.


Vol lintjes, strikjes en vol kantjes,

nog nieuw en stijf.

Zo snoerden mij eens blanke handjes,

om het slanke lijf.

Ik was het korset om in te trouwen.

Maar het schoonste mocht ik nooit aanschouwen.

Dan wierp de bruidegom mij nonchalant,

Als oud vuil onder het ledikant.


Toen mij mijn kracht wat ging begeven,

na korte tijd,

moest ik het dikke lijf omkleven

der keukenmeid.

In plaats zij, als het jonge vrouwtje,

zeeg zij mij dicht met een rollade touwtje.

Doch hoe wijd zij mij ook droeg,

toch had ze nooit geen plaats genoeg.

Toen ik haar vrijer zag verschijnen,

wat was mijn lot?

Die drukte van de zes baleinen,

er vier kapot.

Het ronde touw werd doorgesneden.

De knip kapot en ik lag in tweeën.

En wierp mij onder tafel als een prop

De keukenmeid er bovenop, ik bedoel ernaast.


Ik ben een vod, ik heb uitgestreden.

Ik ben vermoord.

Ik heb van de ondankbaarheid geleden

der mensensoort.

Ik deed mijn best hen mooi te maken.

Dat vrouwen aan de man geraken.

Maar brak het moment van vreugde aan,

dan werd ik altijd uitgedaan.

Einde.

…. auteursrechten

Chefkok D. Koster

aug. M.V. Hilversum

Nadruk verboden

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *